10 voorleestips

Tips om voor te lezen

Wanneer kun je het beste voorlezen en op welke manier? Hieronder vind je 10 voorleestips

1. Weet wat je leest. Lees het boek eerst zelf. Waar gaat het boek precies over? Wat gebeurt er en hoe loopt het af? Als je weet waar het verhaal over gaat, kun je van tevoren bedenken wat je kunt uitleggen en vragen tijdens het voorlezen.

2. Maak een eigen voorleesritueel! Lees het boek voor op een rustige plek en op een gezellig moment van de dag. Zorg ervoor dat je kind niet wordt afgeleid. Misschien heb je een knuffeldier of een ander voorwerp dat in het boek voorkomt. Pak het erbij!

3. Bekijk samen de kaft. Lees de titel van het boek voor en praat met je kind over de voorkant. Maak het nieuwsgierig naar het verhaal. Bijvoorbeeld: Wat staat er op het plaatje? Waar denk je dat het boek over gaat?

4. Laat je kind vertellen. Geef je kind gelegenheid om te reageren tijdens het verhaal. Het gaat erom dat uw kind praat, dus alle antwoorden zijn goed. Probeer open vragen te stellen. Bijvoorbeeld: Wat zou jij doen als...?

5. Speel in op reacties en neem opmerkingen van je kind serieus. Vraag bijvoorbeeld door als je kind een opmerking tussendoor maakt. Bijvoorbeeld: Waarom denk je dat?

6. Voorspel samen het verhaal. Vraag op spannende momenten aan je kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Bijvoorbeeld: Wat denk jij dat er gaat gebeuren met...?

7. Besteed aandacht aan moeilijke woorden. Bedenk welke woorden moeilijk voor je kind zouden kunnen zijn. Als je kind het woord niet kent, kun je helpen. Probeer een zin met een moeilijk woord ook eens op een andere manier te vertellen.

8. Maak het levendig. Je kunt bij het voorlezen ondersteunende geluiden of bewegingen maken of je kind vragen om iets (voor) te doen. Bijvoorbeeld: Maak een dierengeluid op het moment dat een dier in het boek iets zegt.

9. Praat na over het boek. Ook als het boek uit is, kun je er nog een keer op terugkomen. Je kunt na afloop een vraag stellen om erachter te komen of je kind het verhaal echt goed begrepen heeft.

10. Lees het boek meerdere keren voor. Waarschijnlijk zal je kind vragen om het boek nog een keer voor te lezen. Dat is ook goed. Je kind leert er iedere keer weer iets nieuws van. Aan de hand van de tekeningen kan je kind het boek ook zelf ‘voorlezen' aan iemand anders.